Deze pagina geeft mijn mensbeeld weer. Dit is gebaseerd op de vijf rollen van de leerkracht. Elke rol heb ik punten gegeven en geeft aan in hoeverre ik deze rol al beheers. Ik heb het mensfiguur ingevuld voor het vak 'Wie ben jij?'. Dit is nog voor ik begon aan de stages. Het mensfiguur geeft hopelijk aan het einde van de opleiding in overzicht weer hoe ik mij heb ontwikkelt gedurende de opleiding. Hiernaast vind je de puntindeling van de 40 punten die verdeeld konden worden. 

De pedagoog (11)

Als pedagoog draait het om het bevorderen en volgen van de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van kinderen. Er moet een veilige omgeving worden gecreërd waarin ieder individu zich prettig voelt en zich kan ontwikkelen. Zodat het kind fouten durft te maken waarvan het kan leren. Maar ook durft te zeggen wat die wil en zichzelf durft te zijn.

 

Op dit moment werk ik al zo’n 6 jaar als pedagogisch medewerker bij een (Sport)BSO. De setting bij een BSO is in vergelijking met het onderwijs een stuk ‘opener’. Er zijn veel situaties waarbij de opvoedkundigheid terug komt. Elke dag ben ik bezig met het corrigeren van bepaald gedrag en probeer ik op een positieve manier bepaald gedrag te motiveren en zo te helpen bij de morele ontwikkeling. Door juist aan te geven wat ik graag terug wil zien. Voorbeelden zijn:

  • Complimenten als kinderen na het doen van een activiteit uit zichzelf zijn spullen opruimt
  • Complimenten als kinderen andere kinderen helpen
  • Complimenten als kinderen goed luisteren tijdens een uitleg of tijdens het namen lezen van de kinderen die aanwezig zijn.

Naast het opvoedkundige ben ik erg geïnteresseerd in het kind als individu. Ik vraag elke dag hoe kinderen het op school hebben gehad, of ze een leuk weekend hebben gehad, of ze lekker hebben gesport (op de sport BSO). Van bijna alle kinderen weet ik wat ze interessant vinden en wat ze bezighoudt. Op deze manier wil ik een veilig klimaat creëren waarin kinderen zichzelf durven en kunnen zijn. Ze vragen durven te stellen, fouten durven te maken en ook hierin kinderen motiveren.

Bij de BSO ben ik daarnaast druk met kinderparticipatie. Zo denken kinderen met ons mee met de thema’s, de sporten die we doen, lezen ze namen en helpen ze met corvee. Het zijn kleine dingen die bijdragen aan de groepsdynamica en een stukje burgerschap.

Ik kan nog werken aan thema’s als talentontwikkeling, klassenmanagement, ondersteuner en leefwereld. De eerste twee thema’s zullen met name terugkomen in een klas en groep waarbij de structuur groter is en de kinderen minder vrijheden hebben dan op een BSO. Daarnaast vind ik het soms lastig om mij in te leven in de leefwereld van het jonge kind.

De (vak)didacticus (5)

Bij de (vak)didacticus gaat het erom dat je planmatig onderwijs ontwerpt die aansluit bij de lesdoelen en deze kan uitvoeren. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de methodieken en werkvormen aansluiten bij het niveau van de leerlingen maar ook bij het onderwerp van het lesdoel. Het is belangrijk dat er veel kennis en kunde is van zowel didactiek als vakinhoud.

Van de rol van (vak)didacticus moet ik mij het meeste ontwikkelen. Ik heb nog nooit echt voor een klas gestaan. In mijn rol als pedagogisch medewerker, met name bij de Sport BSO geef ik wel inhoudelijke tips op gebied van sport en de uitvoering hiervan. Daarnaast ben ik jeugdtrainer bij een voetbalclub. Hier heb ik wel gewerkt aan het leiderschap, organiseren, ontwerpen van trainingen en de ontwikkeling van het kind. Onder leiderschap versta ik: hoe sta je voor een groep? Hoe kom je over op de groep? En wat voor opvoedstijl heb je? Heel autoritair of meer democratisch? De voorbeelden van organiseren zijn het opstellen van een trainingsplanning (voor korte en lange termijn). Ontwerpen van trainingen/lessen, per training zijn er ook individuele aanwijzingen voor de kinderen.

Kortom: in deze rol van de leerkracht kan ik mij nog het meeste ontwikkelen.

De onderzoeker (9)

Het is belangrijk om kritisch naar jezelf te kijken als je voor de klas staat, heeft mijn les gewerkt? Zo ja? Waarom dan? En mocht dit niet het geval zijn, hoe kan dat dan?

 

Een onderzoekende houding heb ik altijd al gehad. Ik kijk naar het effect van mijn gedrag op de groep of individuele kinderen. Werkt het? Werkt het niet? Kan ik leren van andere collega’s? Hoe pakken die het aan. Daarnaast zijn alle kinderen anders. Ze zullen niet allemaal hetzelfde reageren. Het is belangrijk om te weten hoe ze reageren. Ik bekijk zelf waar ik denk dat ik nog meer moet leren en probeer er informatie bij te zoeken die mij kan helpen bij een bepaald gebied. Het kan betekenen artikelen lezen, collega’s bevragen of zelf iets proberen/oefenen.

De verbinder (5)

Hoe zorgt een leraar ervoor dat het kind zich kan ontwikkelen? Wie of wat zijn daar belangrijk in? Dit zijn natuurlijk ouders, teamleden, schoolrelaties, stagiaires, maar misschien ook wel externen die vanuit hun werkveld iets komen vertellen over hun beroep o.i.d.

 

Op dit moment is samenwerking tussen de schoolorganisatie, school en leerkrachten een belangrijk punt van mijn werkzaamheden. Door personele wisselingen komt er meer op mij af en zijn de lijntjes naar de schoolorganisatie kort. (Structurele) overleggen, plegen van belletjes en overdrachten. Ook met ouders die kinderen komen ophalen is er een overdracht over hoe de dag is gegaan. Op deze manier is er verbinding tussen mij, het kind en de ouders. Op deze manier kunnen wij kinderen helpen bij hun ontwikkeling en het creëren van een rijke leeromgeving.

 

Ik kan mij nog verbeteren in het contact met ouders, wat vaker een praatje maken i.p.v. alleen de overdracht. Zo kom ik nog meer te weten over het kind. Daarnaast zal de situatie als leerkracht anders zijn, afhankelijk van de leeftijd van de kinderen ook of de overdracht persoonlijk, telefonisch of per mail is.

De ‘beïnvloeder’ (9)

Als leerkracht heb je een voorbeeldfunctie, het is belangrijk dat je weet hoe mijn houding overkomt op de kinderen. Hoe sta ik voor de klas? Maar ook wat wil ik de leerlingen meegeven? En waar moet ik mij nog in ontwikkelen.

 

Als leerkracht, maar ook als pedagogisch medewerker ben ik mij bewust van mijn taak en functie en de relatie die ik met kinderen heb en moet onderhouden. Hierbij denk ik aan bijvoorbeeld taalgebruik, maar ook hoe kinderen mij als pedagogisch medewerker zien. En hoe wil ik dat ze mij zien? Ik hoop als een rustig, positief en aardig persoon waar ze graag willen zijn.

 

De 21ste eeuwse vaardigheden beheers ik al voor een groot deel. Opgevoed met het gebruik van device. En de basisvaardigheden die ik hier voor nodig ben, evenals mediawijsheid. Hoe gebruik en gedraag ik mij op het internet. Ethisch vind ik mijzelf al wel sterk, wat is toelaatbaar en wat niet. Het is voor mij wel belangrijk om dan te leren hoe ik dit kan overbrengen op de leerlingen, welke pedagogische of didactische manier zit daar achter.

 

Ik kan nog wel werken aan het kritisch en creatief denken en burgerschap.

Klik hieronder om direct naar mijn mensbeeld halverwege en het einde van de opleiding te gaan!